Samenvatting fiscale wijzigingen regeerakkoord

Het regeerakkoord 2017- 2021 van het kabinet-Rutte III is een feit, hieronder worden de belangrijkste fiscale wijzigingen op een rij gezet. In dit artikel zijn de volgende punten samengevat: het belastingstelsel, de woningmarkt, toeslagen, arbeidsmarkt, het personen- en familierecht, het pensioen, cultuur en de Wet DBA.

Het belastingstelsel

  • Het belastingstelsel wordt hervormd. Verschillen in fiscale behandeling worden verkleind, (meer) werken wordt lonender, vervuiling krijgt een hogere prijs, belastingontwijking wordt aangepakt en het fiscaal vestigingsklimaat wordt verbeterd voor die bedrijven die hier ook daadwerkelijk economische activiteiten en banen opleveren.
  • De lasten voor burgers worden in 2021 per saldo met ruim €6 miljard verlaagd (inclusief circa €1 miljard via inkomensmaatregelen aan de uitgavenzijde), vooral door de invoering van een tweeschijvenstelsel, een verhoging van de algemene heffingskorting en een per saldo verhoging van de arbeidskorting, naast een groot aantal kleinere aanpassingen.
  • De ruimte om de belastingen op inkomen nog verder te verlagen wordt gevonden door een verhoging van het lage btw-tarief van 6% naar 9%, verdere vergroening van het belastingstelsel en door aftrekposten, waaronder de hypotheekrenteaftrek en de zelfstandigenaftrek, vanaf 2020 in vier jaarlijkse stappen van 3%-punt te verlagen naar het basistarief. De opbrengst van de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek wordt volledig gebruikt om de eigenwoningbezitters te compenseren door verlaging van het eigenwoningforfait. De regeling ‘geen of beperkte eigen woningschuld’ wordt stapsgewijs afgebouwd.

De woningmarkt

  • Het percentage waartegen hypotheekrente mag worden afgetrokken wordt in stappen van 3%-punt per jaar verlaagd totdat het basistarief is bereikt. De opbrengst van de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek wordt volledig gebruikt om de eigenwoningbezitters te compenseren door verlaging van het eigenwoningforfait.
  • In 2020 wordt het aftrektarief waartegen aftrekposten aftrekbaar zijn voor alle aftrekposten gelijkgetrokken met het dan geldende aftrektarief van de hypotheekrente en met 3%-punt per jaar naar het basistarief afgebouwd. Het aftrektarief komt in 2021 uit op 43%.
  • Het deel van de opbrengst van de aftrekpostenmaatregel dat voortkomt uit een verlaging van het aftrekpercentage van de hypotheekrente wordt gebruikt om het eigenwoningforfait (EWF) te verlagen met 0,15%.
  • De beleidsmatige verlenging van het aangrijpingspunt van het toptarief na 2021 wordt verlaagd in dezelfde mate als het EWF verlaagd wordt na 2021.
  • Geleidelijke afschaffing van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (wet Hillen). Deze aftrekpost wordt in twintig jaar met gelijke stappen afgeschaft. Niet opgenomen in het akkoord maar wel afgesproken door de voorzitters van de vier fracties, is verlenging van laatstgenoemde termijn van twintig naar dertig jaar. Dit blijkt uit het eindverslag van informateur Zalm.
  • De maximale hypotheek wordt stapsgewijs afgebouwd tot maximaal de waarde van de woning. Daaraan wordt vastgehouden. De zogenaamde maximale ‘loan to value’ zal niet verder worden verlaagd om de toegang van starters tot de koopwoningmarkt niet onnodig te belemmeren.
  • Corporaties die investeren in verduurzaming komen in aanmerking voor een korting op de verhuurderheffing. Het kabinet reserveert hiervoor €100 miljoen per jaar.

De vennootschapsbelasting

  • De statutaire tarieven in de vennootschapsbelasting gaan in stappen van 20% en 25% naar 16% en 21% per 2021. Om een sterke aanzuigende werking naar de BV te voorkomen en om een globaal evenwicht te houden in belastingdruk wordt het box 2-tarief in stappen verhoogd van 25% naar 28,5% in 2021.
  • De stapsgewijze verlenging van de eerste schijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000 naar € 350.000 (vanaf 2018, vastgelegd in Belastingplan 2017) wordt teruggedraaid waardoor de schijfgrens ook na 2017 € 200.000 bedraagt.
  • Momenteel is een verlies in de Vpb verrekenbaar met de winst van het voorafgaande jaar (carry back) of de negen jaren daarna (carry forward). De carry forward wordt beperkt tot zes jaar.
  • De innovatiebox kent nu een effectief tarief van 5%. Dit wordt verhoogd naar 7%.
  • Vpb-ondernemers mogen een gebouw in eigen gebruik afschrijven tot maximaal 100% van de WOZ-waarde (was 50%).
  • Minimum kapitaalregel banken en verzekeraars: omdat banken doorgaans per saldo rente ontvangen worden zij niet geraakt door een earnings stripping-maatregel. Er wordt een generieke minimumkapitaalregel (thin cap rule) ingevoerd die renteaftrek over vreemd vermogen boven 92% van het commerciële balanstotaal beperkt.
  • De Nederlandse zeehavens zijn verplicht om vennootschapsbelasting te betalen. Tegelijkertijd investeren ze in publieke infrastructuur die in omringende landen door de overheid wordt aangelegd. Een herbezinning op de kostentoerekening van infrastructuur moet ervoor zorgen dat de Nederlandse havens weer een gelijke uitgangspositie krijgen ten opzichte van havens in de buurlanden. 

De omzetbelasting

  • Het verlaagde btw-tarief wordt verhoogd van 6% naar 9%. De doorwerking van de verhoging van het btw-tarief op de uitgaven wordt verwerkt via de reguliere loon- en prijsontwikkelingssystematiek. 

De loonbelasting

  • De looptijd van de 30%-regeling wordt verkort van acht naar vijf jaar.
  • Na evaluatie van de huidige tijdelijke ‘gebruikelijk-loon-regeling’ zal het kabinet bezien of de regeling moet worden aangepast. Daarbij zal ook worden bezien of de regelgeving ten aanzien van het uitbetalen in aandelen voor start-ups en scale-ups moet worden verruimd. 

De toeslagen

  • Het kabinet trekt €250 miljoen per jaar extra uit voor de kinderopvangtoeslag. Gezinnen worden daarnaast ondersteund met een verhoging van de kinderbijslag (€250 miljoen) en het kindgebonden budget (bijna €500 miljoen extra). De kinderbijslag wordt verhoogd met circa €85.
  • Het punt waarop de inkomensafhankelijke afbouw van het kindgebonden budget voor paren begint wordt verhoogd met circa €16.500.
  • De huurtoeslag wordt in de toekomst over een langer inkomenstraject afgebouwd. De eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met de huurverhoging. Daartoe wordt de zogeheten ‘Kan-bepaling’ in de huurtoeslag geschrapt. Daarnaast worden mogelijke vereenvoudigingen van de huurtoeslag doorgevoerd.

Personen- en familierecht

  • Sinds dit jaar is de beperkte gemeenschap van goederen het nieuwe wettelijke uitgangspunt voor personen die in het huwelijk treden. Bezien wordt op welke manier de noodzaak tot het maken van notariskosten kan worden weggenomen voor paren die in algehele gemeenschap van goederen willen trouwen.
  • Er wordt nader onderzoek verricht naar een verdere herijking van het familierecht. Daarbij gaat het onder meer om echtscheiding en alimentatie.

Pensioenen

  • Voortbouwend op de werkzaamheden en rapporten van de SER wil het kabinet het pensioenstelsel hervormen tot een meer persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling, waarbij de doorsneesystematiek wordt afgeschaft. Voor alle contracten wordt een leeftijdsonafhankelijke premie verplicht en krijgen de deelnemers een opbouw die past bij de ingelegde premie. Sociale partners ontwikkelen een nieuw pensioencontract.
  • Het kabinet zal financieel bijdragen aan het opvangen van de lasten van de afschaffing van de doorsneesystematiek en de overstap op een nieuwe manier van pensioenopbouw door de fiscale kaders tijdelijk te verruimen. De verwachting is dat de pensioenpremies tijdelijk met € 1 miljard stijgen om een evenwichtige transitie mogelijk te maken.
  • De hervorming van het tweede-pijlerpensioenstelsel leidt in de opbouwfase tot duidelijkere eigendomsrechten ten aanzien van het pensioenvermogen. Bijkomend voordeel hiervan is dat het eenvoudiger wordt om in de opbouwfase vermogensopbouw in de eigen woning te integreren in de vermogensopbouw in het pensioen.

Cultuur

  • De Geefwet blijft bestaan.
  • Particuliere monumentenbezitters blijven financieel gesteund worden. Hiervoor wordt deze kabinetsperiode €325 miljoen uitgetrokken.

De arbeidsmarkt

  • De transitievergoeding wordt meer in balans gebracht. Ten eerste krijgen werknemers vanaf het begin van hun arbeidsovereenkomst recht op transitievergoeding in plaats van na twee jaar. Ten tweede gaat voor elk jaar in dienstverband de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen, ook voor contractduren langer dan tien jaar. De overgangsregeling voor 50-plussers wordt gehandhaafd. De mogelijkheid om scholingskosten in mindering te brengen op de transitievergoeding wordt verruimd.
  • De periode waarna elkaar opeenvolgende tijdelijke contracten overgaan in een contract voor onbepaalde tijd, wordt verlengd van twee naar drie jaar.
  • De mogelijkheden voor een langere proeftijd worden verruimd om het aangaan van een contract voor onbepaalde tijd aantrekkelijker te maken voor werkgevers. Payrolling als zodanig blijft mogelijk, maar wordt zo vormgegeven dat het een instrument is voor het ‘ontzorgen’ van werkgevers en niet voor concurrentie op arbeidsvoorwaarden.
  • Het kabinet komt met een wetsvoorstel waarin het soepeler arbeidsrechtelijk regime van de uitzendovereenkomst buiten toepassing wordt verklaard, werknemers qua (primaire en secundaire) arbeidsvoorwaarden ten minste gelijk moeten worden behandeld met werknemers bij de inlener, en de definitie van de uitzendovereenkomst ongemoeid blijft.
  • Het kabinet gaat bekijken hoe de premiedifferentiatie in de WW kan bijdragen aan het aantrekkelijker maken van het vast contract.
  • Om te bevorderen dat het mkb weer meer personeel in (vaste) dienst durft te nemen, wordt de loondoorbetalingsperiode voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) verkort van twee naar één jaar. Tevens wordt de periode waarvoor premiedifferentiatie geldt in de WGA verkort van tien jaar naar vijf jaar.
  • Uitbreiding partnerverlof bij geboorte naar vijf dagen per 1 januari 2019. Daarbovenop krijgen partners aanvullend kraamverlof van vijf weken per 1 juli 2020.
  • Voor EU-arbeidsmigranten tellen op dit moment gewerkte weken in het land van herkomst ook mee in de opbouw van WW. Nederland wil een wachttijd introduceren van 26 weken, zodat ook voor arbeidsmigranten geldt dat zij 26 weken in Nederland gewerkt moeten hebben om in aanmerking te komen voor WW.

Wet DBA

  • De Wet DBA wordt vervangen. Voor zzp’ers wordt bepaald dat altijd sprake is van een arbeidsovereenkomst bij een laag tarief (tot 125% WML) in combinatie met een langere duur (> 3 maanden) van de overeenkomst of een laag tarief in combinatie met het verrichten van reguliere bedrijfsactiviteiten.
  • Aan de bovenkant van de markt wordt voor zelfstandig ondernemers een ‘opt out’ voor de loonbelasting en de werknemersverzekeringen ingevoerd, indien er sprake is van een hoog tarief (> €75 per uur) in combinatie met een kortere duur (< 1 jaar ) van de overeenkomst of een hoog tarief in combinatie met het niet verrichten van reguliere bedrijfsactiviteiten.
  • Voor zelfstandigen boven het ‘lage’ tarief wordt een ‘opdrachtgeversverklaring’ ingevoerd. Opdrachtgevers krijgen deze verklaring via het invullen van een webmodule. Met deze opdrachtgeversverklaring krijgt een opdrachtgever zekerheid vooraf van vrijwaring van loonbelasting en premies werknemersverzekeringen. Ten behoeve van de webmodule wordt het onderdeel ‘gezagsverhouding’ verduidelijkt (bijvoorbeeld dat het enkel moeten bijwonen van een vergadering op zichzelf geen indicatie van gezag is). Tevens zal het kabinet de wet zo aanpassen dat gezagsverhouding voortaan meer getoetst wordt op basis van de materiële in plaats van formele omstandigheden.
  • Het huidige handhavingsmoratorium wordt na invoering van de bovenstaande maatregelen gefaseerd afgebouwd. Na invoering van de nieuwe wetgeving geldt maximaal een jaar een terughoudend handhavingsbeleid.

 

Bron: Nextens

Vragen over deze nieuwe fiscale regels? Neem dan gerust contact met ons op voor een vrijblijvende afspraak.